{ 1, Wiegwade van organza }

In mijn voortzetting heb ik je gelaten,
ergens achter mij, op weg, dat wel, maar
zittend tussen mijn verbrijzelde beloften

neig ik het van ons tweeën te verliezen,
moet blijven doorlopen om te bezinnen, steeds doorgaan

van schuld naar begrijpen naar inkeer, weet
dat ik de dagen die voor je klaarlagen
heb terug gestopt in een in onbruik geraakte agenda

de data van ons geluk zijn teruggeschoven
in een plastic hoesje met de tekst: nooit meer.

 

lees meer uit Het onbekende kind

terug naar archiefkast


{ 2, Het muurtje }

Soms zijn ze vroeg
en komt de zon op.

Soms zijn ze laat
en schuift de maan voorbij.

Ze kijken naar links
waar iemand wakker wordt.

Ze kijken naar rechts
waar iemand naar bed gaat.

Ze staren omhoog
waar wolken voorbij drijven.

Ze kijken omlaag
waar mieren voorbij lopen.

Soms kijken ze achter zich
naar een druk vol huis.

Soms kijken ze voor zich
naar een stille lege wereld.

 

lees meer uit Het muurtje

terug naar archiefkast


{ 1, Het muurtje }

Ergens op de aarde
ligt een land.

In dat land
ligt een dorp.

Door dat dorp
loopt een straat.

In die straat
staat een huis.

Om dat huis
ligt een muurtje.

Op dat muurtje
zit een jongen.

Naast de jongen
zit een vogel.

Ergens deze dag
kijken ze samen naar de wereld.

 

lees meer uit Het muurtje

terug naar archiefkast


{ 2, God, mag ik even?-cyclus }

God,
ben je misschien in je eigen dood getrapt?
Dat zou een beetje stom zijn.

Teveel concurrentie?
Kan ook!
De markt is verzadigd.
Veel vraag bij jouw afwezigheid.
Nog meer aanbod.
De mens blijft een handelaar.
Op iedere verdwaalde markt
vind je wel één of ander tweedehands, derdehands Godje.

De ontelbare reïncarnaties van Boeddha
doen het goed.
Gouden business.
Goed marketingbeleid trouwens.
Moet je ook eens overwegen.
Neem dan ook je eigen tekstschrijver,
want je geschreven woord
is in het geheel niet tijdloos gebleken.

Eén troost:
je bent en blijft nog altijd voor veel mensen
hét licht.
Lucifers, kaarsje, vlammetje,
een IKEA kandelaartje
en klaar is… God!

 

lees meer uit God, mag ik even? (cyclus)

terug naar archiefkast


{ 1, God, mag ik even?-cyclus }

God,
achterstevoren van je woord gevallen?

Loop in het bos.
Bedenk mij dat je met één veeg
van je rechterhand
de aarde schoon kan vegen.
Eén veeg, meer niet.

Iedereen maakt fouten.
Leerzaam en opnieuw beginnen.
Langlopend project?
Ach kom, de eerste paar miljard jaar
heb je er nauwelijks tijd ingestopt.
Daarna werd het aanpoten,
toen leek het ook wat te gaan worden,
maar ergens, hoe zeggen ze dat,
down the road, along the way?

Men zegt niets meer van je te horen.
Oververmoeid, overspannen, opgebrand?
Kan in deze tijd.
Niets om je voor te schamen.
Zijn pillen voor én therapeuten,
liefst in omgekeerde volgorde.

Of ben je in de ontkenning geschoten?
Moet je niet te lang doen.
Word je ziek van.

En zeg nou zelf,
ook al zeg je even niets meer

 

lees meer uit God, mag ik even? (cyclus)

terug naar archiefkast


{ 2, De strandtoren }

Door te zwijgen blijft veel onaf.

De tongen als morenen in de keel,

in wachtstand, klaar om woorden te geven

aan wat veiliger af is in een grot van 2000 jaar oud,

met daarachter, soms eronder, het verdriet op de loer

een zwartrood lieveheersbeestje
in mijn ooghoek doet zeven tranen
op z’n rug meedragen
van jou, van mij, ook gemengd

onhoorbaar ga je vandaag,
verder niets

ook ik ga, tegengesteld
en zie nog hoe je het water wenkt,
bijna aanroept

mijn hart dat hapert, soms even stokt,
legt een druppel handzwaai op het zand

dit kleine gebaar verraadt een grote pijn
en al snel pakt een dringend eb
eerst je schaduw, dan je lichaam
dan je geest en als laatste je ziel

al verder op weg van jou draai ik mij om,
wil terug, twijfel,
ga toch terug zeg ik,
loop door, zeg ik ook, loop door

besluit toch te wachten op het strand
bijna voor eeuwig

desnoods.

 

lees meer uit Een zoutkorrel geschiedenis

terug naar archiefkast


{ 1, De strandtoren }

Stemmen van strandgangers
vol nutteloze hangwoorden,
onleesbaar over lip en tong struikelend,
delen rake klappen uit, komen hard aan
in mijn nek, tegen mijn voorhoofd,
doen mij duizelen op mijn tocht

naar het vlottrekken van een afscheid,
daarna huiswaarts, doof, stom doof

voor alles wat passeert, waaronder ikzelf,
die als enige weet waarom deze dag
zich zo abrupt uit de voeten maakt

waarom de zon zich naar de uitgang haast,
langzaam door de knieën zakt,
bukt achter de aarde, achter jou,
terwijl ik je waarschuw:

‘Het wordt avond, vriend! Je moet gaan!’
‘Dat is een lastig gelijk!’, antwoord mijn vriend

‘Ik moet inderdaad gaan!’

 

lees meer uit Een zoutkorrel geschiedenis

terug naar archiefkast


{ 2, Weerzien tussen lakens }

Tussen jouw borsten in voelt mijn kleinheid
als een houvast tegen wat koud is.
Telkens als jij terugkomt, ontmoet ik weer mezelf.

Op jouw buik

luister ik naar de rebirthing van mijn geboorte.
Lopen over het tuinpad, tikken tegen een raam
en even naar binnen, dan gauw naar buiten,

voor het geheugen mij binnenhoudt.

Een zachte huid is een verfijning
voor de liefdesgeest, de omkijkende oudere geest.

 

lees meer uit Een ander lichaam

terug naar archiefkast


{ 1, Weerzien tussen lakens }

Aan mijn door rimpels golvende huid legt zij aan.
Als lang bevroren sneeuw over alles heen
wat nauwelijks door de zon was gelikt

zo kleedde zich mijn leegte, zo vroor
zich in wat aan overwinteren dacht.

Jouw warme adem blaast dooi in dit harde vocht
dat langs mijn kin rolt, neerstort in mijn hals,
en in het overlopen zich vermeerdert.

Een waterval

van weerzien brengt mijn lichaam tot leven,
haalt mijn huid uit zijn winterjas.

 

lees meer uit Een ander lichaam

terug naar archiefkast


{ 2, De trap-cyclus }

Aarzeling -
met viltstift ingekleurde vlinders,
zien mij in hun bolle ogen als duizenden van mij,
rollen verbaasd de tongen af en weer op
en proeven het herinneren
of iets bekend is in hun tuin

ooit was ik de tuinman, hun hoeder, hun vanger

nu ik terug ben, weet ik
dat een verfijnde onsterfelijkheid voortkomt
uit een stil verkeren
en tegel voor tegel haal ik het voordeurpad
onder mijn voeten door

haal ik het huis naar mij toe

dat wat door angst is vervreemd en afgewend
wrijft het geheugen zachtjes in tot het herkend.

 

lees meer uit De trap (cyclus)

terug naar archiefkast