Stemmen van strandgangers
vol nutteloze hangwoorden,
onleesbaar over lip en tong struikelend,
delen rake klappen uit, komen hard aan
in mijn nek, tegen mijn voorhoofd,
doen mij duizelen op mijn tocht

naar het vlottrekken van een afscheid,
daarna huiswaarts, doof, stom doof

voor alles wat passeert, waaronder ikzelf,
die als enige weet waarom deze dag
zich zo abrupt uit de voeten maakt

waarom de zon zich naar de uitgang haast,
langzaam door de knieën zakt,
bukt achter de aarde, achter jou,
terwijl ik je waarschuw:

‘Het wordt avond, vriend! Je moet gaan!’
‘Dat is een lastig gelijk!’, antwoord mijn vriend

‘Ik moet inderdaad gaan!’

 

lees meer uit Een zoutkorrel geschiedenis

terug naar archiefkast