Gedichtenwedstrijd 2020
Tijd 2
Tijd – het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
(Tijd, uit: Het verlangen naar een sigaret ~ Rutger Kopland)
Beste meneer Kopland,
Ik vermoed een fleem van herkenning in uw ogen
bij het lezen van deze twee regels.
Uw gedicht Tijd heeft voor mij de klokken in mijn leven
aan gort gereten, voor altijd geparkeerd in de
vergetelheidvan het grote niets, waar ik ben, niet vooruit of achteruit,
maar ben, en hooguit dan in het licht, dan in het donker,
als een kwartshorloge steeds opblikkend in een nieuw
moment na moment na moment als een ketting van ontelbare
stukjes nu.
Ik kijk naar de zee en het is er nu. Ik kijk naar het bos en het
is er nu, ik kijk naar jou en je bent er nu en als ik blijf kijken
blijf je in het nu en als ik aan mijn overleden vriend denk
is hij er ook weer een beetje nu.
Daar waar u nu bent, weet u beter. Wij nog niet. U zegt ook
dat er buiten ons denken geen tijd is en ik geloof dat, écht,
ik geloof dat. Wij mensen verzinnen veel, fantaseren veel,
net zo lang tot we erin geloven, we hebben immers ook
onszelf verzonnen en er komt een dag dat ook die fantasie
zal worden doorgeprikt, en dat we ons, zoals u dat zo mooi zegt,
niet meer zullen herinneren.
Het gaat u goed.
Tijd 2 is opgenomen in de bloemlezing In donzen dromen, waarin de 100 beste gedichten van de Nederlandse en Vlaamse inzenders voor De Gedichtenwedstrijd 2020 staan. Gedichten over romantiek en eenzaamheid, geboorte en vergankelijkheid, maar ook over vriendschap, verdriet en verwondering.