we schoppen de zon
over de rand van het land
blussen na met zee zweet en water
bezetten het strand
maken ons klaar
voor het klappertjesstuk
van onze tocht
graven twee felrode rotjes in
springen in een kuil
ogen dicht oren dicht
eventjes ontploft de wereld
een kort oorlogje
onder het mooiste van de maan
die van schrik is gaan zitten
en verbaasd toekijkt hoe wij
moegestreden avonturiers
onze kleren afslaan,
naar de strandafgang gaan
om op onze fiets
het fietspad op wereld
fiets op fietspad
wij op fiets
terug naar het dorp
terwijl we trots voelen
dat alle durf onder onze muts
is verbruikt
{ dit gedicht maakt deel uit van de Lef-cyclus, uit de bundel Lef }