In een loopgraaf heb je gezeten, met een mitrailleur in je handen,
schietend op een vage vijand, terwijl de man naast jou,
die de kogels aangaf, in z’n gezicht werd geschoten.
Dat hoorde ik die middag toen jij opnieuw het bloed van je wangen veegde,
terwijl je een sigaretje tussen je ratelende vingers rolde.

Loopgraaf in loopgraaf uit, loopgraaf in loopgraaf uit,
dat ritme ben jij de rest van je leven nooit meer kwijtgeraakt.
Soms was er een adempauze, een korte rust, dan opeens zette je het op
een lopen, sprong je over en achter allerlei varianten aan beschutting,
het ene oog nog altijd ietsje dichtgeknepen als je trachtte te mikken

op wat jou bedreigde. Als ik angstig was en jij mij bij je nam,
voelde ik je lichaam trillen, kwam je in een toestand van alertheid,
van aanval, de kogels in het magazijn drukkend, klaar om af te rekenen
met wat zich op mij had gestort, kroop je uit je hol, plantte je een mes
in de vijand, maar toen wist je al dat je dit nooit kon winnen.

Soms dacht ik dat ik de angsttrillingen van de oorlog die in jouw lichaam
waren opgeslagen had geërfd. Dat ik de denderende rupsbanden
kon voelen in mijn maag, de bommenwerpers in mijn hoofd hoorde grommen
en de rondzingende pijn van gewonde soldaten mijn ziel voelde
leegtrekken, alsof ik erbij was geweest, samen met jou.

Later leerde ik dat ik twee oorlogen door elkaar gooide; die van jou
en die tussen jou en mij. Dat duurde even, omdat er nog geen scheidslijn
tussen beide fronten getrokken was, maar al snel herkende ik de inzet
van wapens, de aanval- en verdedigingstechnieken, de verliezen en het
uiteindelijk definitieve terugtrekken.

 

lees meer uit: Mijn vader (cyclus)

terug naar archiefkast