Zwanger van een man die dankzij de wet der grote getallen
en de uitzonderingen daarop, de oorlog had overleefd.
Hoe lang je nog in een orkest hebt gespeeld is mij onbekend,
net als de tijdsspanne waarbinnen je het potlood bleef roeren
waarmee jij – in lijn met je karakter en kaken – strakke, strenge

strepen trok, welbewust van de richting die je in wilde slaan,
die werden omgezet in sierlijk gedrapeerde stof langs armen en benen.
Als kind droegen wij jouw experimenten; soms geslaagd, soms niet,
maar altijd anders, nieuw, vernieuwend, ongemakkelijk, stoer,
uniek en kleurrijk. Wij, bewoners van de chique Jam-buurt,

de modernisten in een dorp van bloembollenkwekers en gelovige
kermisstropers, stonden bekend om onze flamboyante uitrustingen
en dito haardracht. Een moeder met een visionair gevoel voor wat allemaal
nog moest komen en ontstaan, opkomst en neergang, toekomst en
geschiedenis. Ik was een jaar of zeven toen je stiller werd, angstiger.

Een fagot heb ik nooit meer gezien, alleen de piano en naaimachine brachten,
teruglopend in tijd, vertrouwde geluiden voort, maar anders,
niet meer vooruitstrevend, een herhaling van zetten, dezelfde noten,
dezelfde stof, dezelfde componisten, dezelfde kledingstukken en langzaam,
heel langzaam, stopte ook dit geroezemoes van je talenten.

Je wijdde je volledig aan man en kinderen, aan een stofvrij huis en aardappels
met sla en één keer in de week Haagse bluf als toetje en een heel enkele
keer, als een ieder van ons was uitgewaaierd over de verschillende kamers
van het huis, kroop je achter de piano, sloeg je muziekboek open,
meestal Grieg, en speelde je zachtjes de noten, bang gehoord te worden.

 

lees meer uit Mijn moeder (cyclus)

terug naar archiefkast