sloten trekken kieren
in het weiland
die met de hand
niet zijn te dichten
je moet ze nemen
met sprongen
maar eerst met
veelpraat hoogpraat verpraat
en daarna de wereld
vooral kleiner inschatten
in centimeters dan maar
de ogen geknepen
de billen samen
en gaan gaan gaan
gaan als een hopeloos fladderende vogel
die op een klein stukje lucht na
z’n tak mist
zo landen jij en ik
op iets te weinig grond,
in iets teveel water

maar we sprongen man
we sprongen de kieren in onze angst
genadeloos dicht

 

illustratie: Petra van der Ploeg

{ dit gedicht maakt deel uit van de Lef-cyclus, uit de bundel Lef }

terug naar archiefkast