Aarzeling –
met viltstift ingekleurde vlinders,
zien mij in hun bolle ogen als duizenden van mij,
rollen verbaasd de tongen af en weer op
en proeven het herinneren
of iets bekend is in hun tuin
ooit was ik de tuinman, hun hoeder, hun vanger
nu ik terug ben, weet ik
dat een verfijnde onsterfelijkheid voortkomt
uit een stil verkeren
en tegel voor tegel haal ik het voordeurpad
onder mijn voeten door
haal ik het huis naar mij toe
dat wat door angst is vervreemd en afgewend
wrijft het geheugen zachtjes in tot het herkend.