Door te zwijgen blijft veel onaf.
De tongen als morenen in de keel,
in wachtstand, klaar om woorden te geven
aan wat veiliger af is in een grot van 2000 jaar oud,
met daarachter, soms eronder, het verdriet op de loer
een zwartrood lieveheersbeestje
in mijn ooghoek doet zeven tranen
op z’n rug meedragen
van jou, van mij, ook gemengd
onhoorbaar ga je vandaag,
verder niets
ook ik ga, tegengesteld
en zie nog hoe je het water wenkt,
bijna aanroept
mijn hart dat hapert, soms even stokt,
legt een druppel handzwaai op het zand
dit kleine gebaar verraadt een grote pijn
en al snel pakt een dringend eb
eerst je schaduw, dan je lichaam
dan je geest en als laatste je ziel
al verder op weg van jou draai ik mij om,
wil terug, twijfel,
ga toch terug zeg ik,
loop door, zeg ik ook, loop door
besluit toch te wachten op het strand
bijna voor eeuwig
desnoods.